De dollar komt wel heel dicht bij de 1:1-grens in vergelijking met de euro. In het verleden is het vaker voorgekomen dat de Amerikaanse munt meer waard was dan de Europese. Een andere les uit de geschiedenis is echter dat die grens zich niet heel makkelijk laat nemen.
Het begin van de zomer was in 2021 het startsein voor de Amerikaanse dollar om een flinke opmars in te zetten. Binnen iets meer dan twaalf maanden is de munt met meer dan 16 procent gestegen ten opzichte van de euro. Die stijging heeft niets te maken met de verandering van de seizoenen, maar juist alles met de ontwikkelingen op de rentemarkten. De Federal Reserve heeft vorige week de rente met een half procent verhoogd naar 1 procent. En dat lijkt nog maar het begin.
Op beursplatform CME Group prijzen handelaren een kans in van bijna 80% dat de Amerikaanse rente binnen een jaar doorstijgt tot meer dan 3 procent. Een dergelijke stijging was een half jaar geleden nog ondenkbaar. Maar de heftig oplaaiende inflatie dwingt de Federal Reserve om de rentehandrem stevig aan te trekken.
Meer overtuiging
Dat doet de Amerikaanse centrale bank met veel meer overtuiging dan de tegenhanger in Europa. Het verschil wordt deels verklaard doordat de Europese Centrale Bank (ECB) vreest dat een snel stijgende rente de economische groei – die al onder druk staat door de oorlog in Oekraïne – te veel afremt. Bovendien is de Europese economie een stuk minder dynamisch dan de Amerikaanse. De loonontwikkeling wordt bepaald via CAO’s, zodat de inflatie niet zulke felle salarisstijgingen uitlokt als in de Verenigde Staten.
Het groeiende renteverschil verklaart in ieder geval de kracht van de dollar. Het vooruitzicht dat het verschil alleen maar groter wordt, maakt het bovendien wel heel makkelijk om voor te sorteren op een verdere stijging van de Amerikaanse munt tot een niveau waarin een dollar evenveel waard is als een euro.
Twee interessante inzichten
In dit opzicht herbergt het verleden twee interessante inzichten. In de eerste plaats is een dollar die evenveel of meer waard is dan de euro lang niet zo vreemd als je zou denken. Eind 1999 schoot de munt door de 1:1-grens om daar jarenlang te blijven. De euro viel zelfs zover terug dat je in 2002 nog maar 0,8 dollar voor de munt kreeg. Net als nu werd was de opmars van de dollar veroorzaakt door een snel stijgende Amerikaanse rente.
Om de inflatie van ruim 3 procent in te tomen en om te voorkomen dat de economie oververhit raakte, schroefde de Federal Reserve de rente op tot meer dan 6,5 procent. In Europa kwam de rente indertijd niet boven de 5 procent uit. Toen het knappen van de internetluchtbel in het najaar van 2000 een recessie veroorzaakte, hebben beide centrale banken de rente weer verlaagd. Toch bleef de dollar nog enkele jaren sterk; onder meer door de grote geopolitieke onzekerheid.
Een tweede dollarinzicht is dat het nog lang niet zeker is dat de 1:1-grens daadwerkelijk wordt bereikt. In het voorjaar van 2015 en begin 2017 was de dollar ongeveer net zo duur als nu. In beide gevallen verloor de Amerikaanse munt weer terrein. De kracht van de psychologische weerstand rond euro/dollar van 1,04 moet dus niet onderschat worden.